Inleiding
Het proces van het opstellen van verdragen door een soevereine staat omvat een kritisch kruispunt van binnenlands constitutioneel recht en internationale wettelijke verplichtingen. Voor Albanië, een land met een complex historisch traject en een relatief recente overgang naar democratisch bestuur, worden de mechanismen voor het aangaan en implementeren van internationale verdragen gevormd door het grondwettelijke kader, postcommunistische hervormingen en aspiraties voor Europese integratie. Dit artikel onderzoekt het proces van het sluiten van verdragen in Albanië en richt zich op de grondwettelijke bepalingen die dit proces regelen, de aanpak van het land om internationaal recht te integreren in zijn binnenlandse rechtssysteem en zijn relatie met het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (VCLT) van 1969. Door deze elementen te analyseren, wil de discussie een alomvattend begrip bieden van de manier waarop Albanië internationale verplichtingen aangaat en wat dit betekent voor andere staten die verdragen met het land willen sluiten.
Het artikel is onderverdeeld in verschillende hoofdstukken. Ten eerste wordt het constitutionele kader voor het opstellen van verdragen in Albanië geschetst, met specifieke verwijzingen naar de relevante bepalingen van de Grondwet van de Republiek Albanië. Ten tweede wordt onderzocht of Albanië kiest voor een monistische of dualistische benadering van de opname van internationale verdragen in de nationale wetgeving, waarbij ook de praktische mechanismen voor een dergelijke integratie worden geanalyseerd. Ten derde wordt ingegaan op de status van Albanië met betrekking tot het VCLT 1969 en de implicaties van deze status voor de praktijk van het opstellen van verdragen. Tot slot gaat het artikel in op de manier waarop het wettelijke kader en de internationale houding van Albanië andere landen informeren in hun diplomatieke interacties met de staat. Door dit gedetailleerde onderzoek probeert het artikel bij te dragen aan het bredere discours over de wisselwerking tussen nationale rechtssystemen en internationaal recht, waarbij Albanië wordt gebruikt als een casestudy van een transitiestaat in de Westelijke Balkan.
Constitutioneel kader voor verdragsvorming in Albanië
De grondwet van de Republiek Albanië, die op 21 oktober 1998 is aangenomen en vervolgens is gewijzigd, dient als het juridische basisdocument waarin de procedures en autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het sluiten van internationale verdragen zijn vastgelegd. Als parlementaire republiek die zich inzet voor internationale samenwerking, met name in de context van de integratie van de Europese Unie (EU) en regionale stabiliteit, heeft Albanië specifieke bepalingen in de grondwet opgenomen om het proces van het opstellen van verdragen en de goedkeuring van internationale overeenkomsten te reguleren. Deze bepalingen zorgen ervoor dat het opstellen van verdragen in overeenstemming is met de democratische beginselen, de rechtsstaat en de bescherming van de nationale soevereiniteit.
Op grond van artikel 121 van de Albanese grondwet worden internationale overeenkomsten expliciet erkend als onderdeel van het rechtsstelsel van het land. Dit artikel bepaalt dat internationale overeenkomsten die door de Republiek Albanië zijn geratificeerd, bindend zijn en rechtstreekse werking hebben binnen de binnenlandse rechtsorde, op voorwaarde dat ze niet in strijd zijn met de grondwet zelf. Artikel 121, lid 1, luidt als volgt: “Internationale overeenkomsten die bij wet zijn geratificeerd, hebben voorrang boven de wetten van het land die er niet mee in overeenstemming zijn.” Deze bepaling stelt een hiërarchische relatie vast tussen geratificeerde verdragen en nationale wetgeving, wat suggereert dat internationale verplichtingen de voorkeur genieten boven inconsistente nationale wetten, behalve wanneer het grondwettelijke normen betreft.
De procedure voor het sluiten van internationale verdragen wordt beschreven in artikel 66 en de artikelen 121 tot en met 123 van de grondwet. Artikel 66 verleent het parlement de bevoegdheid om internationale overeenkomsten te ratificeren en bepaalt dat dergelijke overeenkomsten moeten worden goedgekeurd met een meerderheid van stemmen in het parlement, tenzij de wet of de grondwet anders bepaalt. Dit parlementaire toezicht zorgt voor democratische verantwoording bij het opstellen van verdragen en weerspiegelt het streven van Albanië naar representatief bestuur na decennia van autoritair bewind. Meer in het bijzonder geeft artikel 123 een opsomming van categorieën internationale overeenkomsten die bij wet moeten worden geratificeerd, waaronder overeenkomsten met betrekking tot territoriale integriteit, mensenrechten, vredesverdragen, militaire allianties en verplichtingen met financiële gevolgen voor de staat. Deze opsomming benadrukt het belang van parlementaire goedkeuring in zaken van aanzienlijk nationaal belang.
Bovendien speelt de president van de republiek een ceremoniële, maar essentiële rol in het proces van totstandkoming van verdragen krachtens artikel 92(g), dat de president de bevoegdheid geeft om Albanië te vertegenwoordigen in internationale betrekkingen en om, na machtiging door het parlement, internationale overeenkomsten namens de staat te ondertekenen. De feitelijke onderhandelingen en het sluiten van verdragen worden echter doorgaans uitgevoerd door de uitvoerende macht, met name de Raad van Ministers of aangewezen ministeries zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken, op basis van gedelegeerde bevoegdheden en wettelijke voorschriften. Deze verdeling van verantwoordelijkheden zorgt voor een mechanisme van checks-and-balances, waardoor wordt voorkomen dat een enkele tak van de overheid de staat eenzijdig kan binden aan internationale verplichtingen.
Naast deze procedurele aspecten biedt de grondwet waarborgen om ervoor te zorgen dat verdragen de fundamentele nationale beginselen niet ondermijnen. Krachtens artikel 122 is het Constitutioneel Hof bevoegd om de verenigbaarheid van internationale overeenkomsten met de grondwet te toetsen voordat ze worden geratificeerd. Als blijkt dat een verdrag in strijd is met de grondwettelijke bepalingen, kan het niet worden geratificeerd tenzij de grondwet dienovereenkomstig wordt gewijzigd. Dit gerechtelijk toezicht, zoals vastgelegd in artikel 122, lid 2, onderstreept het streven van Albanië om de grondwettelijke suprematie te handhaven terwijl het land internationale samenwerking aangaat.
Deze grondwettelijke bepalingen zorgen samen voor een gestructureerde en gelaagde aanpak van verdragsvorming in Albanië. De wisselwerking tussen het parlement, de president, de uitvoerende macht en het constitutionele hof zorgt ervoor dat internationale verplichtingen worden aangegaan met de nodige zorgvuldigheid, transparantie en respect voor de nationale soevereiniteit. Dit kader weerspiegelt het streven van Albanië na 1991 om te integreren in de internationale gemeenschap en tegelijkertijd de moeizaam verworven democratische instellingen te beschermen.
Monistische of dualistische benadering: Albanië’s integratie van verdragen in nationale wetgeving
Een fundamentele vraag bij het bestuderen van internationaal recht en staatspraktijk is of een land een monistische of dualistische benadering hanteert ten aanzien van de relatie tussen internationale en nationale rechtsordes. In een monistisch systeem wordt het internationaal recht na ratificatie of toetreding automatisch opgenomen in de nationale wetgeving en is er geen extra wetgevende actie nodig om het binnenlands afdwingbaar te maken. Een dualistisch systeem daarentegen vereist expliciete binnenlandse wetgeving om internationale verplichtingen om te zetten in afdwingbare nationale wetgeving, waarbij internationale en binnenlandse rechtsstelsels als afzonderlijke sferen worden behandeld.
De manier waarop Albanië internationale verdragen in zijn nationale rechtsstelsel integreert, neigt naar een monistisch perspectief, zij het met bepaalde beperkingen. Zoals eerder opgemerkt, bepaalt artikel 121 van de grondwet expliciet dat geratificeerde internationale overeenkomsten rechtstreeks van kracht zijn binnen de Albanese rechtsorde en voorrang hebben boven tegenstrijdige nationale wetten. Deze bepaling suggereert dat, zodra een verdrag door het parlement is geratificeerd, het deel gaat uitmaken van het nationale wettelijke kader zonder dat er in de meeste gevallen aanvullende uitvoeringswetgeving nodig is. Deze rechtstreekse opname is in overeenstemming met de monistische beginselen, aangezien het internationale recht hierdoor binnen de nationale rechtsorde kan functioneren zonder dat er een afzonderlijke omzettingswet voor nodig is.
Bovendien versterkt artikel 5 van de grondwet deze monistische oriëntatie door te bevestigen dat Albanië het internationaal recht als grondbeginsel van zijn rechtsorde zal eerbiedigen. Dit artikel luidt als volgt: “De Republiek Albanië past het internationaal recht toe dat voor haar bindend is.” Deze grondwettelijke erkenning van het bindende karakter van het internationale recht ondersteunt het standpunt dat Albanië prioriteit geeft aan zijn internationale verplichtingen en ernaar streeft om deze naadloos te harmoniseren met het nationale rechtssysteem.
Hoewel het wettelijke kader van Albanië sterke monistische tendensen vertoont, zijn er in de praktijk elementen van dualisme, met name wat betreft de tenuitvoerlegging van bepaalde verdragen. Verdragen die bij wet zijn geratificeerd, hebben bijvoorbeeld directe werking krachtens artikel 121, maar voor de praktische toepassing ervan is vaak secundaire wetgeving of bestuurlijke maatregelen nodig om effectieve handhaving binnen de binnenlandse context te garanderen. Deze noodzaak doet zich vooral voor in gevallen waarin een verdrag specifieke verplichtingen oplegt die niet zelfuitvoerend zijn – wat betekent dat ze niet rechtstreeks kunnen worden toegepast door rechtbanken of administratieve organen zonder verdere verduidelijking van de regelgeving. Voor verdragen met complexe technische of financiële verplichtingen kan het bijvoorbeeld nodig zijn om nationale wet- of regelgeving aan te nemen om de nalevingsmodaliteiten te specificeren. Deze pragmatische behoefte aan bijkomende maatregelen introduceert een dualistisch element, aangezien het volledige binnenlandse effect van sommige verdragen afhankelijk is van wetgevende of uitvoerende actie die verder gaat dan enkel ratificatie.
Daarnaast zorgt de suprematie van de grondwet over internationale overeenkomsten, zoals benadrukt in artikel 122, voor een genuanceerde beperking van het Albanese monisme. Als een verdrag in strijd is met de grondwettelijke bepalingen, kan het in eigen land niet van kracht worden, tenzij de grondwet wordt gewijzigd – een proces waarvoor een aanzienlijke politieke consensus en een gekwalificeerde meerderheid in het parlement nodig zijn krachtens artikel 177. Deze grondwettelijke bescherming geeft voorrang aan nationale rechtsnormen boven internationale rechtsnormen, zoals benadrukt in artikel 122. Deze grondwettelijke vrijwaring geeft voorrang aan nationale wettelijke normen boven internationale verbintenissen in geval van conflicten en weerspiegelt een voorzichtige benadering van de integratie van het internationaal recht.
In de praktijk wordt de integratie van verdragen in de Albanese nationale wetgeving verder vergemakkelijkt door de rol van de rechterlijke macht bij de interpretatie en toepassing van internationale overeenkomsten. Albanese rechtbanken hebben zich in verschillende gevallen rechtstreeks beroepen op geratificeerde verdragen als basis voor hun uitspraken, met name in zaken met betrekking tot mensenrechten, gezien het feit dat Albanië lid is van de Raad van Europa en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) heeft geratificeerd. De directe toepasbaarheid van het EVRM in Albanese rechtbanken, zoals ondersteund door artikel 121, is een voorbeeld van de monistische benadering in actie, waarbij individuen rechtsmiddelen kunnen aanwenden op basis van internationale normen zonder dat hiervoor tussenliggende binnenlandse wetgeving nodig is.
Hoewel Albanië dus voornamelijk binnen een monistisch kader opereert door geratificeerde verdragen rechtstreekse werking te verlenen, blijven er elementen van dualisme bestaan als gevolg van praktische implementatieproblemen en constitutionele suprematie. Deze hybride benadering stelt Albanië in staat om een evenwicht te vinden tussen internationale verplichtingen en binnenlandse juridische en politieke realiteiten, zodat verdragsverplichtingen worden nagekomen terwijl nationale belangen worden beschermd.
Albanië en het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (1969)
Het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (VCLT) van 1969, vaak het “verdrag inzake verdragen” genoemd, biedt een uitgebreide codificatie van het internationaal gewoonterecht met betrekking tot de totstandkoming, interpretatie, wijziging en beëindiging van verdragen. Het VCLT werd goedgekeurd op 23 mei 1969 en trad in werking op 27 januari 1980. Het VCLT dient als een cruciaal kader voor staten bij het maken van verdragen. Volgens de laatste beschikbare gegevens is het VCLT geratificeerd door 116 staten en geeft het vorm aan wereldwijde normen op het gebied van verdragsrecht (United Nations Treaty Collection, 2023).
Albanië is op 21 juni 2001 toegetreden tot het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht en is daarmee partij geworden bij dit fundamentele internationale instrument. Deze toetreding weerspiegelt de toewijding van Albanië om zich te houden aan algemeen geaccepteerde principes van het verdragenrecht, met name omdat het land probeerde zijn internationale reputatie en juridische geloofwaardigheid op te bouwen na de ineenstorting van het communisme in het begin van de jaren 1990. Door partij te worden bij het VCLT heeft Albanië ermee ingestemd zich te houden aan de bepalingen ervan, inclusief die met betrekking tot het sluiten van verdragen (artikelen 6-18), naleving en toepassing (artikelen 26-31) en interpretatie (artikelen 31-33). Deze formele toezegging zorgt ervoor dat de Albanese processen voor het opstellen van verdragen zijn afgestemd op internationale normen en biedt andere landen die diplomatiek met Albanië samenwerken een zekere mate van voorspelbaarheid en betrouwbaarheid.
De implicaties van de status van Albanië als partij bij het VCLT zijn belangrijk voor andere landen die verdragen met Albanië willen sluiten. Ten eerste geeft het aan dat Albanië het principe van pacta sunt servanda (verdragen moeten te goeder trouw worden uitgevoerd) erkent, zoals vastgelegd in Artikel 26 van het VCLT. Dit principe stelt andere landen gerust dat Albanië wettelijk verplicht is om zijn verdragsverplichtingen na te komen, waardoor het vertrouwen in bilaterale en multilaterale onderhandelingen wordt bevorderd. Ten tweede biedt de naleving door Albanië van de VCLT-regels voor verdragsinterpretatie (artikelen 31-33) een gemeenschappelijk methodologisch kader voor het oplossen van mogelijke ambiguïteiten of geschillen die voortvloeien uit verdragsteksten. Andere landen kunnen vertrouwen op deze gedeelde interpretatieprincipes bij het opstellen van overeenkomsten met Albanië, waardoor duidelijkheid en wederzijds begrip worden gewaarborgd.
Bovendien kan de deelname van Albanië aan het VCLT andere landen helpen bij het navigeren door de procedurele aspecten van het opstellen van verdragen. Onder Artikel 11 van het VCLT kunnen verdragen bijvoorbeeld worden gesloten door middel van ondertekening, ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, afhankelijk van het overeengekomen proces. Gezien de grondwettelijke eis van Albanië voor parlementaire ratificatie van belangrijke verdragen (artikel 123), moeten andere staten rekening houden met de noodzaak van formele wetgevende goedkeuring in Albanië voor bepaalde overeenkomsten, wat van invloed kan zijn op het tijdpad en de structuur van onderhandelingen. Daarnaast zijn de bepalingen van het VCLT over voorbehouden (artikelen 19-23) relevant, aangezien Albanië, in overeenstemming met de internationale praktijk, voorbehouden kan maken bij verdragen om de reikwijdte van bepaalde verplichtingen te beperken, mits deze voorbehouden verenigbaar zijn met het doel en de strekking van het verdrag.
Voor staten die ook partij zijn bij het VCLT wordt het gemakkelijker om met Albanië samen te werken bij het opstellen van verdragen door een gedeelde juridische woordenschat en procedurele normen. Voor staten die geen partij zijn bij het VCLT, zoals de Verenigde Staten, die het verdrag niet hebben geratificeerd maar veel van de bepalingen ervan erkennen als internationaal gewoonterecht, kan het echter nodig zijn om in de interactie met Albanië extra aandacht te besteden aan het op één lijn brengen van gewoonterecht en de verdragsspecifieke verplichtingen van Albanië onder het VCLT. In ieder geval vergroot de status van Albanië als partij bij het VCLT de geloofwaardigheid van het land als een betrouwbare partner in de internationale wetgeving, waardoor andere landen het signaal krijgen dat het opereert binnen een wereldwijd geaccepteerd kader voor het maken van verdragen.
Implicaties voor internationale partners
Inzicht in het Albanese proces van het opstellen van verdragen en de afstemming ervan op internationale wettelijke normen biedt waardevolle inzichten voor staten en internationale organisaties die diplomatieke en juridische banden met het land willen aanknopen of versterken. Uit de analyse van het constitutionele kader van Albanië, zijn monistisch georiënteerde benadering van het internationale recht en zijn deelname aan het VCLT komen verschillende belangrijke overwegingen naar voren.
Ten eerste moeten andere landen erkennen dat het Albanese parlement een centrale rol speelt bij de ratificatie van verdragen, met name verdragen met belangrijke politieke, financiële of veiligheidsimplicaties, zoals uiteengezet in artikel 123 van de grondwet. Deze parlementaire betrokkenheid kan leiden tot vertragingen in het proces van het opstellen van verdragen als gevolg van wetgevingsschema’s, politieke debatten of de behoefte aan een brede consensus, vooral in een gepolariseerd politiek klimaat. Internationale partners moeten daarom bij het plannen van onderhandelingen rekening houden met deze binnenlandse procedurele vereisten en ervoor zorgen dat tijdschema’s en verwachtingen rekening houden met mogelijke knelpunten in de wetgeving.
Ten tweede houdt de rechtstreekse werking van geratificeerde verdragen krachtens artikel 121 van de Albanese grondwet in dat verdragsverplichtingen in de meeste gevallen afdwingbaar zijn in Albanië zonder aanvullende wetgevende actie. Deze monistische oriëntatie kan voordelig zijn voor internationale partners, omdat het risico op niet-implementatie als gevolg van binnenlandse juridische belemmeringen wordt geminimaliseerd. Partners moeten zich echter bewust blijven van de noodzaak van secundaire wetgeving of administratieve maatregelen in gevallen waarin verdragsbepalingen niet zelf uitvoerbaar zijn. Door tijdens de onderhandelingen met de Albanese autoriteiten samen te werken om de implementatiemechanismen te verduidelijken, kunnen mogelijke problemen in dit opzicht worden beperkt.
Ten derde biedt de toetreding van Albanië tot het VCLT een solide basis voor wederzijds vertrouwen in verdragsrelaties. Internationale partners kunnen van Albanië verwachten dat het zich houdt aan de beginselen van goed vertrouwen, consistente interpretatie en eerbiediging van verdragsverplichtingen, in overeenstemming met de bepalingen van de VCLT. Deze gedeelde toewijding aan internationale wettelijke normen zorgt voor soepelere onderhandelingen en vermindert de kans op misverstanden of geschillen over verdragsvoorwaarden. Voor staten die overeenkomsten met Albanië opstellen, kan het verwijzen naar VCLT-principes tijdens het opstellen en raadplegen ervoor zorgen dat deze op één lijn liggen met de Albanese verdragspraktijk.
Tot slot voegt het voortdurende streven van Albanië naar integratie in de EU nog een laag van complexiteit en mogelijkheden toe aan het landschap van verdragsvorming. Als kandidaat-lidstaat stemt Albanië zijn wettelijke en beleidskaders steeds meer af op de EU-normen, ook op het gebied van internationale betrekkingen en verdragsrecht. Deze aanpassing kan van invloed zijn op de inhoud en prioriteiten van verdragen waarover met Albanië wordt onderhandeld, aangezien het land probeert aan te tonen dat het voldoet aan de criteria voor toetreding tot de EU. Internationale partners, met name EU-lidstaten, kunnen deze context benutten om overeenkomsten te bevorderen die de Europese aspiraties van Albanië ondersteunen en zo bijdragen aan de regionale stabiliteit en integratie op de Westelijke Balkan.
Conclusie
Het proces van het sluiten van verdragen in Albanië belichaamt een dynamische wisselwerking tussen het grondwettelijk kader, de benadering van het internationaal recht en de wereldwijde verplichtingen. De grondwet van de Republiek Albanië voorziet via bepalingen als artikel 121, 123 en 122 in een gestructureerd en democratisch mechanisme voor het sluiten van verdragen, waarbij parlementair toezicht, uitvoerende actie en rechterlijke toetsing in evenwicht zijn om de nationale belangen te beschermen en tegelijkertijd samen te werken met de internationale gemeenschap. De overwegend monistische benadering van het land, getemperd door praktische dualistische elementen, zorgt ervoor dat geratificeerde verdragen direct afdwingbaar zijn binnen de binnenlandse rechtsorde, hoewel er af en toe secundaire uitvoeringsmaatregelen nodig zijn.
De toetreding van Albanië tot het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht in 2001 heeft de toewijding aan internationale wettelijke normen verder versterkt en biedt een voorspelbaar en betrouwbaar kader voor het opstellen van verdragen waar zowel Albanië als zijn internationale partners van profiteren. Voor andere landen is inzicht in het juridische en procedurele landschap van Albanië – met inbegrip van de rol van parlementaire ratificatie, de rechtstreekse werking van verdragen en de naleving van VCLT-beginselen – van cruciaal belang voor een effectieve diplomatieke betrokkenheid. Naarmate Albanië zich verder ontwikkelt in de richting van integratie in de EU en regionale samenwerking, zal de manier waarop het verdragen opstelt waarschijnlijk veranderen, wat nieuwe kansen en uitdagingen biedt voor internationale samenwerking.
Uiteindelijk dient Albanië als een leerzame casestudy van hoe een postcommunistische staat navigeert door de complexiteiten van het internationale recht binnen de beperkingen en aspiraties van zijn binnenlandse rechtssysteem. Door zich te houden aan grondwettelijke principes en internationale normen draagt Albanië bij aan het bredere discours over het maken van verdragen en toont het het belang aan van samenhang, verantwoording en goede trouw bij het bevorderen van zinvolle internationale afspraken.
Referenties
- Grondwet van de Republiek Albanië, goedgekeurd op 21 oktober 1998, als gewijzigd.
- Verdragscollectie van de Verenigde Naties. (2023). Status van verdragen: Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht 1969. Beschikbaar op: https://treaties.un.org/.
- Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, aangenomen op 23 mei 1969, in werking getreden op 27 januari 1980, 1155 UNTS 331.