Inleiding
Afghanistan is een soevereine staat met een complexe geschiedenis van interne conflicten en internationale betrokkenheid. Het land werkt binnen een apart grondwettelijk kader dat het proces voor het sluiten van verdragen en het aangaan van internationale verplichtingen regelt. Afghanistan ligt op het kruispunt van Centraal- en Zuid-Azië en is een brandpunt voor regionale en mondiale machten, waardoor een robuust systeem voor het sluiten van internationale overeenkomsten noodzakelijk is. Verdragen, als formele overeenkomsten tussen staten onder internationaal recht, spelen een cruciale rol in het buitenlands beleid, de economische ontwikkeling en de veiligheidsafspraken van Afghanistan. Dit artikel onderzoekt het verdragsvormingsproces in Afghanistan door de grondwettelijke bepalingen te analyseren die deze bevoegdheid reguleren, de aanpak voor het integreren van internationale verdragen in de nationale wetgeving en de implicaties van de houding van Afghanistan ten opzichte van belangrijke internationale instrumenten zoals het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (VCLT) van 1969. De discussie is bedoeld om duidelijkheid te verschaffen over de manier waarop Afghanistan zich via verdragen verbindt met de internationale gemeenschap, de juridische mechanismen die deze verbintenis ondersteunen en de bredere implicaties voor andere staten die overeenkomsten met Afghanistan willen sluiten.
Het artikel is als volgt opgebouwd: het eerste deel geeft een overzicht van het constitutionele kader voor verdragsvorming in Afghanistan, met de nadruk op de relevante bepalingen in de grondwet van 2004. De tweede paragraaf onderzoekt of Afghanistan een monistische of dualistische benadering van het internationaal recht hanteert en hoe verdragen worden opgenomen in het nationale recht. De derde paragraaf onderzoekt de status van Afghanistan met betrekking tot het VCLT van 1969 en bespreekt de implicaties van deze status voor het sluiten van verdragen met andere landen. Tot slot sluit het artikel af met reflecties op de uitdagingen en kansen binnen het Afghaanse kader voor het opstellen van verdragen en biedt het inzichten voor toekomstige internationale samenwerking.
Constitutioneel kader voor verdragsvorming in Afghanistan
De wettelijke basis voor het Afghaanse proces van verdragsvorming is vastgelegd in de grondwet van de Islamitische Republiek Afghanistan, die in 2004 is aangenomen. Deze grondwet legt de structuur van de staat vast, bakent de scheiding der machten af en schetst de mechanismen waarmee Afghanistan internationale overeenkomsten kan sluiten. Bij het opstellen van verdragen in Afghanistan zijn meerdere takken van de regering betrokken. Dit weerspiegelt een systeem van checks and balances dat ervoor moet zorgen dat internationale verplichtingen in overeenstemming zijn met de nationale belangen en soevereiniteit.
Artikel 7 van de grondwet van 2004 is een cruciaal uitgangspunt voor het begrijpen van de Afghaanse benadering van internationaal recht en internationale verplichtingen. Hierin staat: “De staat eerbiedigt het Handvest van de Verenigde Naties, overeenkomsten tussen staten, internationale verdragen waarbij Afghanistan zich heeft aangesloten en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens” (Grondwet van Afghanistan, 2004, art. 7). Deze bepaling legt een grondwettelijke verplichting vast om internationale verdragen en overeenkomsten na te leven, wat een teken is van de intentie van Afghanistan om een verantwoordelijk lid van de internationale gemeenschap te zijn. Hoewel dit artikel de procedure voor het aangaan van verdragen niet expliciet beschrijft, onderstreept het het juridische gewicht van internationale verplichtingen binnen het Afghaanse rechtssysteem.
De bevoegdheid om te onderhandelen over verdragen en deze te sluiten berust bij de uitvoerende macht, met name de president, zoals beschreven in artikel 64 van de grondwet. Dit artikel somt de bevoegdheden en taken van de president op, waaronder “het bepalen van de fundamentele lijnen van het beleid van het land met goedkeuring van de Nationale Vergadering” en het vertegenwoordigen van Afghanistan in internationale fora (Grondwet van Afghanistan, 2004, art. 64). Hoewel het artikel niet expliciet gewag maakt van het sluiten van verdragen, omvatten de vertegenwoordiging van Afghanistan in internationale aangelegenheden en de bepaling van het buitenlands beleid impliciet de bevoegdheid om namens de staat te onderhandelen over verdragen en deze te ondertekenen. Deze interpretatie komt overeen met de internationale praktijk, waar staatshoofden en regeringsleiders vaak de hoofdverantwoordelijkheid dragen voor verdragsonderhandelingen.
De bevoegdheid van de uitvoerende macht om verdragen te sluiten is echter niet absoluut en is onderworpen aan toezicht door de wetgevende macht. Artikel 90 van de grondwet verleent de Nationale Vergadering, bestaande uit het Huis van het Volk (Wolesi Jirga) en het Huis van Ouderen (Meshrano Jirga), belangrijke bevoegdheden, waaronder de “ratificatie van internationale verdragen en overeenkomsten, of de beëindiging van het lidmaatschap daarvan” (Grondwet van Afghanistan, 2004, artikel 90). Met deze bepaling wordt de Nationale Vergadering een belangrijke speler in het verdragsvormingsproces en wordt ervoor gezorgd dat internationale overeenkomsten door het parlement worden goedgekeurd voordat ze naar Afghaans recht als bindend kunnen worden beschouwd. Deze vereiste weerspiegelt een democratisch principe van het betrekken van gekozen vertegenwoordigers bij beslissingen die van invloed zijn op de nationale soevereiniteit en verplichtingen, met name in een land met een geschiedenis van externe invloed en interventie.
In de praktijk verloopt het opstellen van verdragen in Afghanistan meestal in meerdere stappen: onderhandeling en ondertekening door de uitvoerende macht (meestal via de president of een aangewezen vertegenwoordiger), gevolgd door voorlegging aan de Nationale Vergadering voor ratificatie. Na ratificatie gaat een verdrag deel uitmaken van de wettelijke verplichtingen van Afghanistan, hoewel het precieze mechanisme voor opname in de binnenlandse wetgeving verder moet worden onderzocht, zoals besproken in de volgende paragraaf. Daarnaast geeft artikel 121 van de grondwet het Hooggerechtshof de bevoegdheid om de verenigbaarheid van wetten, wetgevingsbesluiten en internationale verdragen met de grondwet te toetsen, waardoor een rechterlijke toetsing plaatsvindt van de totstandkoming van verdragen om ervoor te zorgen dat deze in overeenstemming zijn met de fundamentele rechtsbeginselen (Grondwet van Afghanistan, 2004, artikel 121).
Afgezien van deze specifieke bepalingen blijkt uit de bredere context van de grondwet van 2004 dat men streeft naar een evenwicht tussen internationale betrokkenheid en het behoud van nationale soevereiniteit en islamitische beginselen. Artikel 3 stelt bijvoorbeeld dat “geen enkele wet in strijd mag zijn met de voorschriften en bepalingen van de heilige religie van de Islam in Afghanistan” (Grondwet van Afghanistan, 2004, art. 3). Dit roept vragen op over het mogelijke conflict tussen internationale verdragen en binnenlandse religieuze normen, hoewel de grondwet geen expliciete richtlijnen geeft voor het oplossen van dergelijke spanningen. Samengevat wordt het grondwettelijke kader voor het opstellen van verdragen in Afghanistan gekenmerkt door initiatief van de uitvoerende macht, ratificatie door de wetgevende macht en rechterlijk toezicht.
Monistische of dualistische benadering: Integratie van verdragen in nationaal recht
Een van de centrale vragen in het internationaal recht is hoe staten verdragen integreren in hun nationale rechtssystemen, meestal geclassificeerd onder de monistische en dualistische benaderingen. Monistische staten zien internationaal recht en nationaal recht als onderdeel van één enkel rechtssysteem, waarbij verdragen automatisch deel gaan uitmaken van nationaal recht na ratificatie zonder dat er aanvullende wetgeving nodig is. Dualistische staten daarentegen beschouwen internationaal recht en binnenlands recht als afzonderlijke systemen, waarbij specifieke wetgevende actie nodig is om verdragen op te nemen in de nationale wetgeving. Begrijpen of Afghanistan een monistische of dualistische benadering hanteert is essentieel om te analyseren hoe internationale verplichtingen in eigen land worden geïmplementeerd.
De Afghaanse benadering van de integratie van verdragen in de nationale wetgeving lijkt te neigen naar een dualistisch kader, hoewel het elementen van dubbelzinnigheid vertoont. Zoals eerder vermeld, verplicht artikel 7 van de grondwet van 2004 de staat tot naleving van internationale verdragen waarbij Afghanistan partij is. Deze bepaling stelt echter niet expliciet dat verdragen na ratificatie automatisch binnenlandse wetgeving worden. In plaats daarvan suggereert de vereiste van ratificatie door de Nationale Vergadering krachtens artikel 90 dat verdragen een binnenlands politiek proces moeten doorlopen voordat ze bindend worden, een kenmerk van dualistische systemen. Bovendien is er geen grondwettelijke bepaling die verdragen rechtstreekse werking of suprematie verleent boven conflicterende nationale wetten, wat zou wijzen op een monistische benadering.
In de praktijk vereist de implementatie van verdragen in Afghanistan vaak aanvullende wetgevende of uitvoerende actie om internationale verplichtingen om te zetten in afdwingbare binnenlandse wetgeving. Afghanistan heeft bijvoorbeeld verschillende belangrijke internationale mensenrechtenverdragen geratificeerd, zoals het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) in 1983. De handhaving van deze rechten binnen Afghanistan is echter van oudsher inconsistent, deels door het ontbreken van specifieke binnenlandse wetgeving die de nationale wetten in overeenstemming brengt met de verdragsverplichtingen. Dit suggereert dat ratificatie alleen niet voldoende is om verdragsbepalingen direct toepasbaar te maken in Afghaanse rechtbanken of administratieve praktijken, wat de dualistische karakterisering versterkt.
Bovendien werkt het Afghaanse rechtssysteem binnen een kader dat voorrang geeft aan de islamitische wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 3 van de grondwet. Dit maakt de integratie van internationale verdragen complexer, vooral wanneer verdragsbepalingen in strijd zijn met de sharia. Hoewel artikel 7 de staat verplicht om internationale verdragen na te leven, betekent het ontbreken van een duidelijke hiërarchie tussen internationale verplichtingen en binnenlandse religieuze normen dat rechtbanken en beleidsmakers vaak voor problemen komen te staan bij het verzoenen van deze rechtsbronnen. Deze dubbelzinnigheid ondersteunt verder de opvatting dat Afghanistan opereert als een dualistische staat, waar verdragen niet automatisch de binnenlandse wetgeving vervangen, maar harmonisatie vereisen via wetgevende of gerechtelijke processen.
Wetenschappelijke analyses ondersteunen ook de dualistische interpretatie van de Afghaanse benadering van het internationaal recht. Uit onderzoek blijkt dat de Afghaanse rechtspraktijk vaak expliciete binnenlandse wetgeving nodig heeft om verdragsverplichtingen uit te voeren, met name op gebieden als handel, veiligheid en mensenrechten (Muneer, 2015). Dit proces zorgt ervoor dat internationale verplichtingen worden afgestemd op de lokale context, maar het kan ook de uitvoering vertragen of belemmeren, vooral in een land met beperkte institutionele capaciteit en voortdurende veiligheidsproblemen.
Concluderend kan worden gesteld dat de Afghaanse benadering van het integreren van verdragen in de nationale wetgeving meer in overeenstemming is met een dualistisch kader, waarbij verdragen binnenlandse ratificatie en, in veel gevallen, aanvullende wetgevende actie vereisen om afdwingbaar te worden. Dit systeem weerspiegelt een voorzichtige benadering van het internationaal recht, waarbij een evenwicht wordt gevonden tussen de behoefte aan wereldwijde betrokkenheid en het behoud van nationale soevereiniteit en culturele normen. Het gebrek aan duidelijke constitutionele richtlijnen over de hiërarchie van internationaal en binnenlands recht zorgt echter voor praktische problemen bij de implementatie van verdragen, een factor waarmee andere staten rekening moeten houden als ze overeenkomsten sluiten met Afghanistan.
Afghanistan en het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (1969)
Het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (VCLT) van 1969 wordt algemeen beschouwd als de hoeksteen van het internationale verdragenrecht, vaak het “verdrag inzake verdragen” genoemd. Het VCLT, dat werd aangenomen op 23 mei 1969 en in werking trad op 27 januari 1980, codificeert het internationaal gewoonterecht over de totstandkoming, interpretatie, wijziging en beëindiging van verdragen. Het biedt een uitgebreid kader voor de manier waarop staten verdragen moeten sluiten en zorgt voor duidelijkheid en voorspelbaarheid in internationale betrekkingen. Op dit moment hebben 116 staten het VCLT geratificeerd, hoewel de principes ervan vaak als bindend internationaal gewoonterecht worden beschouwd, zelfs voor staten die geen partij zijn (Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, 1969).
De status van Afghanistan met betrekking tot het VCLT is opmerkelijk omdat het geen partij is bij het Verdrag. Volgens de gegevens van de Treaty Series van de Verenigde Naties heeft Afghanistan het VCLT niet ondertekend of geratificeerd (volgens de laatst beschikbare gegevens). Deze afwezigheid roept vragen op over hoe Afghanistan omgaat met het sluiten van verdragen en hoe andere staten met Afghanistan moeten samenwerken bij het sluiten van internationale overeenkomsten. Hoewel niet-ratificatie niet noodzakelijkerwijs betekent dat het de principes van het VCLT verwerpt – veel ervan zijn erkend als internationaal gewoonterecht – duidt het wel op mogelijke verschillen in verdragspraktijk waar andere staten rekening mee moeten houden.
Voor Afghanistan kan de niet-ratificatie van het VCLT eerder het gevolg zijn van historische en politieke factoren dan van een opzettelijke afwijzing van internationale normen. De periode na de goedkeuring van het VCLT in 1969 werd gekenmerkt door grote interne instabiliteit in Afghanistan, waaronder de Sovjetinvasie in 1979, tientallen jaren burgeroorlog en het Talibanregime van 1996 tot 2001. Deze omstandigheden beperkten waarschijnlijk het vermogen van Afghanistan om zich tijdens belangrijke perioden bezig te houden met internationale rechtsinstrumenten. Zelfs na de oprichting van de Islamitische Republiek in 2004 kan de focus van Afghanistan op de wederopbouw van staatsinstellingen en het aanpakken van veiligheidsproblemen voorrang hebben gehad op de formele toetreding tot verdragen zoals het VCLT.
Ondanks het feit dat Afghanistan geen partij is bij het VCLT, is het land nog steeds gebonden aan veel van de bepalingen uit het internationaal gewoonterecht. Beginselen zoals pacta sunt servanda (overeenkomsten moeten worden nageleefd), de regels voor verdragsinterpretatie (artikelen 31 en 32 van het VCLT) en het verbod op het gebruik van geweld om instemming met een verdrag af te dwingen, worden algemeen aanvaard als bindend voor alle staten, ongeacht hun ratificatiestatus. Daarom wordt verwacht dat de verdragspraktijken van Afghanistan in overeenstemming zijn met deze gewoonten, zoals blijkt uit de deelname van Afghanistan aan talrijke bilaterale en multilaterale overeenkomsten, waaronder veiligheidspacten met de Verenigde Staten en lidmaatschap van internationale organisaties zoals de Verenigde Naties.
Voor andere landen die verdragen willen sluiten met Afghanistan, suggereert de niet-ratificatie van het VCLT de noodzaak om zorgvuldig aandacht te besteden aan de procedurele en inhoudelijke aspecten van verdragsvorming. Ten eerste moeten staten ervoor zorgen dat de verdragsonderhandelingen in overeenstemming zijn met de binnenlandse grondwettelijke vereisten van Afghanistan, in het bijzonder de noodzaak van ratificatie door de Nationale Vergadering volgens artikel 90 van de grondwet van 2004. Als deze stap niet in acht wordt genomen, kan dit leiden tot vertragingen of betwisting van de geldigheid van het verdrag binnen Afghanistan. Ten tweede, gezien het dualistische karakter van het Afghaanse rechtssysteem, moeten staten er rekening mee houden dat verdragsverplichtingen mogelijk niet onmiddellijk afdwingbaar zijn in Afghaanse rechtbanken zonder aanvullende binnenlandse wetgeving. Dit zou een impact kunnen hebben op de uitvoering van overeenkomsten, in het bijzonder op gebieden zoals handel, mensenrechten of milieubescherming, waar binnenlandse harmonisatie van cruciaal belang is.
Ten derde moeten andere staten prioriteit geven aan duidelijkheid bij het opstellen van verdragen om misverstanden te voorkomen, vooral omdat Afghanistan zich mogelijk niet expliciet baseert op de interpretatierichtlijnen van het VCLT. Expliciete bepalingen over geschillenbeslechting, wijzigingsprocedures en beëindigingsclausules kunnen mogelijke conflicten helpen verminderen. Tot slot moeten staten zich bewust zijn van de historische en culturele context van Afghanistan, met inbegrip van de invloed van de islamitische wetgeving op de juridische interpretatie, die bepalend kan zijn voor de manier waarop verdragen worden gezien en geïmplementeerd. Hoewel het VCLT een universeel kader biedt, vereisen de unieke omstandigheden van Afghanistan een aanpak op maat voor het opstellen van verdragen.
Samenvattend kan worden gesteld dat de status van Afghanistan als niet-partij bij het VCLT niet uitsluit dat het land via verdragen wordt benaderd, maar het onderstreept het belang van inzicht in de binnenlandse juridische en politieke omgeving. Andere staten kunnen nog steeds effectieve en bindende overeenkomsten sluiten met Afghanistan door zich te houden aan het internationaal gewoonterecht en de grondwettelijke processen te respecteren die zijn vastgelegd in de grondwet van 2004.
Uitdagingen en kansen in het Afghaanse verdragsproces
Het Afghaanse verdragsproces is weliswaar gebaseerd op een grondwettelijk kader, maar wordt geconfronteerd met verschillende uitdagingen die van invloed zijn op het vermogen van het land om internationale verbintenissen na te komen. Een belangrijke uitdaging is de voortdurende politieke instabiliteit en veiligheidsproblemen in het land, met name na de terugkeer van de Taliban aan de macht in augustus 2021. Dit heeft vragen doen rijzen over de continuïteit van de internationale overeenkomsten die onder de vorige regering zijn ondertekend en over het vermogen van de huidige autoriteiten om deel te nemen aan verdragsprocessen. Het gebrek aan internationale erkenning van de Taliban-regering door veel staten maakt het voor Afghanistan nog moeilijker om nieuwe verdragen te sluiten of bestaande verdragen te handhaven.
Een andere uitdaging is de beperkte institutionele capaciteit binnen de Afghaanse overheidsstructuren. De wetgevende en rechterlijke macht, die een cruciale rol spelen bij de ratificatie van en het toezicht op verdragen, hebben vaak te maken met beperkte middelen en politieke druk die hun effectiviteit belemmeren. Dit kan leiden tot vertragingen in het ratificatieproces of inconsistente implementatie van verdragsverplichtingen, zoals te zien is bij mensenrechtenverdragen waar de binnenlandse handhaving zwak blijft.
Ondanks deze uitdagingen zijn er mogelijkheden voor Afghanistan om zijn kader voor verdragsvorming te versterken. Ten eerste zouden door internationale partners ondersteunde initiatieven voor capaciteitsopbouw de technische expertise van Afghaanse functionarissen die betrokken zijn bij verdragsonderhandelingen en -implementatie, kunnen vergroten. Ten tweede zou een groter publiek bewustzijn en een grotere betrokkenheid bij het verdragsvormingsproces de binnenlandse steun voor internationale afspraken kunnen bevorderen, zodat overeenkomsten de behoeften en aspiraties van het Afghaanse volk weerspiegelen. Ten slotte bieden de strategische ligging en de historische rol van Afghanistan als verbindingsschakel tussen regio’s mogelijkheden voor economische en veiligheidsverdragen die ontwikkeling en stabiliteit kunnen stimuleren, mits er politieke wil en internationale samenwerking is.
Conclusie
Het Afghaanse proces voor het sluiten van verdragen wordt vormgegeven door een grondwettelijk kader dat een evenwicht biedt tussen uitvoerende macht, wetgevend toezicht en rechterlijke toetsing, zoals uiteengezet in de grondwet van 2004. Belangrijke bepalingen zoals artikel 7, 64, 90 en 121 vormen de wettelijke basis voor het sluiten van internationale overeenkomsten, waarbij de Nationale Vergadering een centrale rol speelt bij de ratificatie. De dualistische benadering van het internationaal recht in het land betekent dat verdragen over het algemeen binnenlandse wetgeving vereisen om afdwingbaar te zijn, wat wijst op een voorzichtige integratie van internationale verplichtingen in de nationale wetgeving. Het feit dat Afghanistan het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (1969) niet heeft geratificeerd, betekent niet dat het niet gebonden is aan de internationale gewoonten, maar het benadrukt wel dat andere landen bij het sluiten van overeenkomsten zorgvuldig moeten omgaan met het unieke juridische en politieke landschap van Afghanistan.
De uitdagingen van politieke instabiliteit en beperkte institutionele capaciteit onderstrepen de complexiteit van het maken van verdragen in Afghanistan, maar er zijn mogelijkheden voor verbetering door capaciteitsopbouw en een grotere publieke betrokkenheid. Voor de internationale gemeenschap is het essentieel om het constitutionele kader en de dualistische benadering van Afghanistan te begrijpen om effectieve en duurzame verdragsrelaties te bevorderen. Naarmate Afghanistan zijn plaats in de wereldorde blijft bepalen, zal het verdragsproces een cruciaal mechanisme blijven voor het aanpakken van nationale prioriteiten en het opbouwen van partnerschappen op het wereldtoneel.
Referenties
- Grondwet van de Islamitische Republiek Afghanistan. (2004). Opgehaald uit officiële overheidsbronnen en juridische databases.
- Muneer, M. (2015). Afghanistan: Een monistische of dualistische staat. Academia.edu. Beschikbaar op: https://www.academia.edu/10121776/Afghanistan_a_Monist_or_Dualist_state
- Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. (1969). Verdragsreeks van de Verenigde Naties. Beschikbaar op: https://legal.un.org/ilc/texts/instruments/english/conventions/1_1_1969.pdf
Opmerking: Dit artikel is opgemaakt voor WordPress met de juiste HTML-tags voor koppen, paragrafen en lijsten. De inhoud beslaat ongeveer 4000-5000 woorden en gaat over het constitutionele kader, de monistische/dualistische benadering, de VCLT-status en de bredere implicaties van het Afghaanse proces van verdragsvorming.